Ik was op een locatie, namelijk
I was at a certain location, namely...
Ik ben daar de rest van de dag gebleven
I was there for the entire day and did not leave
Wat deed u daar?
What did you do there?
Hoe laat bent u daar vertrokken? (uren)
At what time did you leave there? (hour)
Hoe laat bent u daar vertrokken? (minuten)
At what time did you leave there? (minutes)
Waar ging u toen naartoe?
Where did you go to after leaving there?
Hoe laat kwam u daar aan? (uren)
At what time did you arrive there? (hour)
Hoe laat kwam u daar aan? (minuten)
At what time did you arrive there? (minutes)
Ik ben pas de volgende dag aangekomen
I arrived on the following day
U was tussen TIJDSTIP1 en TIJDSTIP2 op locatie LOCATIE
Between TIME1 and TIME2, you were at LOCATION.